Vrouwen en dieren, meestal katten, waren dankbare onderwerpen voor Kaal.

Meertje Kaal

(Wormerveer, 1930 – Amsterdam, 2016)

Meertje Kaal groeide op in een arbeidersmilieu in Noord Holland. Haar grote idool was oom Jaap Kaal, kunstschilder. Na de oorlog vertrok Kaal naar Parijs, waar ze in de huishouding werkte voor onder andere kunstenaar Serge Poliakoff. Terug in Amsterdam was haar doel naaikunstenares te worden, wat niet meeviel omdat moderne kunst in die tijd nog vooral aan mannen was.

Kaal leidde een tumulteus leven waar drank vaak een hoofdrol speelde. Desalnietermin schreef ze 14 gedichtenbundels en maakte ze honderden schilderijen. Eind jaren vijftig begon ze ‘schilderingen’ van lapjes te maken. Pas in 1960, na de dood van haar ‘leermeester’ oom Jaap, ging ze echt schilderen. Na voor haar gevoel jaren in de schaduw van mannen te hebben gewerkt, begon ze als zelfstandig kunstenares succes te boeken: vanaf circa 1985 ging de verkoop van haar schilderijen lopen. Geïnspireerd door het werk van Joan Miró dat ze in Barcelona had gezien, maakte ze kleurige schilderingen waarin ze vaak afval verwerkte. Vrouwen en dieren, meestal katten, waren dankbare onderwerpen voor Kaal. In 1996 zei ze de drank definitief vaarwel en ze werkte tot op hoge leeftijd door.